Een typische klacht voor sporters die veel lopen

Veel sporters krijgen wel eens te maken met klachten aan de binnenzijde van hun scheenbeen, meestal onderaan naar de enkel toe. Sporten die onderhevig zijn aan een hoge sprongbelasting (vb. lopen) krijgen hiermee te maken. Het scheenbeen is gevoelig aan druk en soms licht gezwollen. We kunnen hierbij spreken van het mediaal tibiaal stress syndroom (MTSS), soms ook wel scheenbeenvliesontsteking, periostitis, of shinsplint genoemd. Dit syndroom is de reactie op een overbelasting van het onderbeen. Een goed onderzoek is tevens noodzakelijk om andere klachten uit te sluiten.

 

Hoe onstaat een scheenbeenvliesontsteking?

Bij een landing zullen de kuitspieren aan de achterzijde van het scheenbeen je schok opvangen. Wanneer dit gebeurt ontstaat er een trekkracht (tractie) op het scheenbeen. Hierbij spreekt men meestal over de volgende spieren: musculus Soleus, Tibialis posterior, en Flexor hallucis longus. Wanneer er té snel opgebouwd wordt en | of té veel gesport wordt, zullen deze spieren meer tractie veroorzaken en is de uitwendige belasting op het scheenbeen groter (u sport immers meer). Dit leidt tot microschade van het scheenbeen. In normale omstandigheden kan het bot zichzelf herstellen, maar bij een overbelasting is de recuperatietijd vaak onvoldoende. (Reshef et al. 2012; Winters et al. 2013)

 

Scheenbeenvliesontsteking behandeling

Risicofactoren

Instrinsieke risicofactoren:

  • Voetgewelf zakt in tijdens belasting (sommigen noemen dit ook wel een platvoet)
  • Toegenomen beweeglijkheid enkel en heup
  • Stijfehid of verkorte kuitspieren
  • Snel vermoeide kuitspieren
  • Rotatiestand van het onderbeen
  • Foutief beweeg -of looppatroon
  • BMI boven de 20
  • Vrouwelijk geslacht
  • Voorgeschiedenis van een scheenbeenvliesontsteking

Extrinsieke risicofactoren:

  • Beperkte voorgeschiedenis van sporten (hoe jonger je begint, hoe kleiner de kans dat de klacht zich ontwikkeld)
  • Toename trainingintensiteit -of volume
  • Te weinig variatie in training
  • Geen gepersonaliseer oefenprogramma
  • Ondergrond
  • Schoenen (versleten, onvoldoende demping of net te veel demping)

Bron: Reshef et al. 2012; Galbraith et al. 2009; Neal et al. 2012; Yuksel et al. 2011; Yates et al. 2004; Bennet et al. 2001; Fullem 2015.

Hoe evolueren de klachten?

In onderstaande tabel geven we weer hoe de klachten evolueren in de verschillende fases. Dit is bekeken wanneer we starten met sporten, tijdens, en na het sporten, en wanneer we geen extra belastende activiteiten doen (vb.: wandelen, trappen afgaan,…).

Pijn scheenbeen

In alle fases is het onderste 2/3e van het scheenbeen gevoelig wanneer hierop gedrukt wordt.

Hoe kan je jezelf testen?

Wanneer je pijn voelt wanneer je probeert achter je scheenbeen te haken (scheenpalpatietest) en wanneer je na 5 seconden duwen op de binnenzijde van je scheenbeen een putje ziet verschijnen zijn dit indicaties dat je een verhoogde kans hebt op MTSS (Newman et al. 2012).

De vooruitgang meten bij deze klachten is niet eenvoudig omdat pijn nu eenmaal subjectief is. Daarom is er sinds kort een vragenlijst ontwikkeld waarbij patiënten hun klachten kunnen scoren en de evolutie kunnen bijhouden. Deze scorelijst kan je hieronder terugvinden (Winters et al. 2015).

Open de vragenlijst

Wat kan jij er aan doen?

Tijdens de acute fase

Vermits er sprake is van een overbelasting is het belangrijk het onderbeen niet nog meer dan nodig te gaan belasten. (Winters et al. 2013; Galbraith et al. 2009) Al blijft het wél belangrijk van in beweging te blijven, maar aan een lagere intensiteit. Het is aangeraden om alternatieve trainingsvormen te doen zoals crosstrainer, fietsen of te aquajoggen voor het behoud van de aerobe uithouding. (Fullem 2015; Galbraith et al. 2009)

Voor lopers werd er vastgesteld dat naast een gegradeerd loopprogramma op zachte en platte ondergrond ook low-energy ESWT (extracorporal shock wave therapy) de klachten reduceert (Reshef et al. 2009). Ondersteunend kan ijs leggen binnen de 20 minuten na het sporten verlichting geven.

Daarnaast zullen (dynamische) stretching (Galbraith et al. 2009) en het losmaken van de spierspanning ook belangrijk zijn.

Video: stretch musculus soleus: hiel op de grond, buigen door de knie en deze voorwaarts brengen.

 

Video: detonificatie kuitmusculatuur met een foamroll

Rekening houdend met de intrinsieke en extrinsieke risicofactoren zal er voor iedereen met klachten een individuele analyse moeten gebeuren van de aanwezige risicofactoren en zullen we deze onder begeleiding corrigeren. We zullen ook het trainingsschema bekijken en aanpassen. Het is immers belangrijk dat iedereen een individueel afgestemd programma heeft dat voldoende trainingsvariatie biedt.

Wat het schoeisel betreft is het niet slecht om schoenen met een goede schokabsorberende zool te kiezen, of steunzolen op maat te laten maken bij voetafwijkingen. Een tweede paar schoenen om regelmatig mee af te wisselen is zeker geen overbodige luxe.

Tijdens de subacute -en chronische fase

Opbouwen naar sportspecifieke bewegingen met variabele ondergrond. In deze fase wordt ook gestart met krachttraining waarbij rustig begonnen wordt met verkortende oefeningen en opgebouwd wordt naar verlengende- en sprongoefeningen. (Fullem 2015)

1. Detonificatie d.m.v. diepte massage en of dry needling

Dry needling kinesist

2. Specifieke trainingsvormen

Specifieke trainingsvormen zijn essentieel om de belastbaarheid van het lichaam te verhogen en het scheenbeen te kunnen ontlasten. We geven hier enkele voorbeeldoefeningen.
Training ter versterking bilspieren in functie van betere schokabsorptie

 

Training ter versterking bilspieren en enkel stabiliteit

Training ter versterking bilspieren en enkel stabiliteit

 

 Wil je meer informatie ontvangen omtrent preventie voor scheenbeenvliesontsteking? Contacteer ons gerust.